Beschrijving
Fifth symphony “Fetish”
Een kamersymfonie voor sinfonietta (2009)
Fetish, geschreven in opdracht van Raf De Keninck, is een kamersymfonie, de vijfde symfonie al van Frank Nuyts. De ondertitel ‘Fetish’ verwijst naar Nuyts’ persoonlijke invulling van het genre: “Kamersymfonie, symfonie, sinfonietta… Waar ligt het wezenlijke verschil?”. Volgens Nuyts heeft het in ieder geval te maken met een vormelijke, maar niet noodzakelijk intrinsieke beperking. Grootsheid met minder, als het ware. Maar waarom kiest iemand nu vrijwillig voor minder? Men zegt inderdaad wel eens dat de beperking de meester maakt. Maar volgens Nuyts’ ervaring resulteert ‘minder’ geregeld ook effectief in ‘minder’. Daarom zocht hij inspiratie in een situatie waar de beperking een positieve ervaring wordt.
Die vond hij ten slotte in de wereld van de fetish, waar men zich zowel moreel als lichamelijk moedwillig laat inbinden… Een gotisch decor met in zwarte latex pakken geklede figuren. Lange lederen vesten waarvan de slippen zwiepen in de wind. Een dergelijk denkbeeld wekte bij de componist een eerste idee. Met name een muzikale paradox: aan de ene kant loeiharde heavy metal drums en aan de andere een ensemble dat per definitie ver af staat van massieve sonoriteit. Een inspirerend probleem, waarmee hij zichzelf – naar eigen zeggen – mentaal in een latex pak hijste.
Voor elk deel van zijn kamersymfonie legde de componist zich een andere beperking op. Het werk start met een motto: een “quasi inerte, net geen pentatonische riedel”, aldus Nuyts. Het eerste deel bestaat louter uit unisoni, rudimentaire harmonie en een voortrazend tempo met soms mokerend slagwerk. In deel twee beperkt de harmonie zich tot de 24 grote en kleine tertsen, met daarop een vrije melodie. Deel drie is een waar scherzo, met een dynamiek die nergens minder dan ‘half luid’ gaat, gebonden in een strak ritme. Deel vier, met een sopraan solo op tekst van Boudewijn Buckinx, werd dan weer gestript van elke vorm van vast metrum of tempo. Een hyperrigide structuur is ten slotte het kenmerk van het vijfde en laatste deel. Een ritornello, bestaande uit niets anders dan een gerepeteerde drieklank, onderbreekt er systematisch een reeks duo’s. Dit leidt het stuk naar zijn finale, waar de slagwerker nog eens alles uit de kast mag halen.
Het geheel klinkt uitbundig. Een ware uitdaging voor zowel de muzikanten als de dirigent. Ofte: het resultaat van de zevenmijlspassen van een componist in nauwe schoentjes…
Tineke De Meyer.
Innocence in admiration.
Een concerto voor piano en ensemble van Frank Nuyts (2008)
In 2008 kreeg Frank Nuyts de vraag van het Gentse conservatorium om een pianoconcerto te schrijven. Omdat geen enkel recent model hem kon bekoren, leek het erop dat hij ieder aspect van dit werk, van vorm tot noot, voor zichzelf zou moeten heruitvinden.
Het werk zou gecreëerd worden binnen een Amerikaans getint programma. Reden genoeg voor Nuyts om bij zijn ‘oude vriend’ John Cage ten rade te gaan:
“If something is boring after two minutes, try it for four. If still boring, then eight. Then sixteen. Eventually one discovers that it is not boring at all.” –J. Cage.
Dat idee van ‘16 and beyond’ leverde alvast het vormconcept op: 16 concertino’s, verbonden door een gradueel stijgende toonkern.
Inhoudelijke inspiratie vond Nuyts dan weer bij de comic strip. De solist als een superheld in tights met een bovenmenselijke gave. Die superheld verbond de componist dan weer met het concept van de übermensch van Nietzsche – naar analogie met Man and superman van George Bernard Shaw. Zo kreeg elk concertino een Nietzschiaans aforisme als motto.
Als volbloed postmodernist ontleende Nuyts het basisnotenmateriaal aan het genre zelf. De negentiende-eeuwse pianoconcerti met hun iconische klavieracrobatiek staan bol van de gebroken drieklanken. Die typerende techniek wordt in Innocence in admiration tot bouwsteen verheven, een typisch staaltje Nuytiaanse plantrekkerij waarbij muzikale clichés uit het verleden een nieuw leven krijgen. De al bij al gebalde textuur getuigt van de invloed van het concerto voor piano of klavecimbel van Manuel De Falla. De soms onstuimige solopartij voorkomt enerzijds dat de luisteraar kan wegzinken en verwijst anderzijds naar het essentieel percussieve karakter van de piano. Alleen op het einde lijken de drieklanken hun historiserend karakter waar te maken.
Qua instrumentatie werd bewust geopteerd voor een (zelfs vereenvoudigde) bezetting van een typisch Mozartiaans pianoconcerto: hobo, hoorn, fagot en strijkers. De toevoeging van slagwerk voorziet de solist nu en dan van een sparring partner. Een pronkzuchtig alleenheerser is hij dus allerminst.
Frank Nuyts,
geboren te Oostende in 1957. Studeert eerst slagwerk en kamermuziek aan het Koninklijk Muziekconservatorium van Gent en daarna compositie aan het IPEM te Gent bij Lucien Goethals.
Zijn eerste werken schrijft hij in een post-seriële stijl. Hij wint in 1979 de Tenutoprijs voor compositie uitgeschreven door de BRT. Vanaf Rastapasta voor solostrijkers en fluit uit ’86 sluit hij aan bij de postmoderne beweging en wordt zijn werk gekenmerkt door een postmoderne, neo-tonale toonspraak met invloeden uit de zogenaamde niet klassieke muziekgenres.
In ‘89 richt hij daarom samen met Iris De Blaere de groep Hardscore op, waarvoor hij 6 “Boeken” componeert (resulterend in de CD’s ‘Methane’, ‘Surf, wind and desire’ en ‘Monkey Trial’). Daarnaast schrijft hij ook nog composities voor klassieke bezettingen: losse orkestwerken, vijf symfonieën, 3 concerti (piano, marimba en cello); kameropera’s (‘Bekket’ voor Leporello, ‘Middle East’ voor LOD, (Prijs Nieuwe Muziek Provincie Oost-Vlaanderen 2011) ‘Tongval’ en ‘Paternel’ voor vzw Hardscore. Eveneens pianosonates (waarvan nummer 12 tem 18 in opdracht de Muziekcentrum de Bijloke) en vocaal werk (oa voor de Australische Songcompany).
Hij doceert momenteel compositie en orkestratie aan de School of Arts Gent. Samen met Iris De Blaere oprichter van het Voorwaarts Maart/En Avant Mars festival voor het Muziekcentrum De Bijloke.